Scheepsmodel

Aan het houten tongewelf hangt het model van een driemaster, een bewapende koopvaarder met vijftig kannonnen: 6 op het achterschip (2 bovendek, 2 middendek en 2 onderdek), 22 aan stuurboord (5 bovendek, 8 middendek en 9 onderdek) en 22 aan bakboord (5 bovendek, 8 middendek en 9 onderdek). Het is een hangend blokmodel met een kiellengte van 50 cm en een gegolfde waterlijn. Het bestaat uit 48 onderdelen. Vermoedelijk werd het scheepje in 1755 geschonken ter gelegenheid van de ingebruikname van het kerkgebouw.

Op de spiegel staat: LVB 1755 LFV. Tussen twee gebeeldhouwde hoekmannen is een zespuntige gele ster te zien; daarboven een gevierendeeld wapen, het eerste en het vierde deel van keel (rood), het tweede en het derde deel van goud. Vermoedelijk is dit het wapen van de banne Westzaanden en Krommenie (het goud behoort dan zilver te zijn), waarin vier klimmende leeuwen en profile voorkwamen, maar deze zijn waarschijnlijk overgeschilderd. Aan weerszijden van het wapen is een bijl te zien die er op zou kunnen wijzen dat de schenkers van het model scheepstimmerlui waren. Zij werkten immers met bijlen en dissels, vandaar dat het belangrijkste contract voor een scheepsbouwer ‘bijlbrief’ genoemd werd. Het scheepje is een van de zeven scheepsmodellen die in lokale kerken te zien zijn.

Rond 1880 is het scheepsmodel tijdelijk uit de kerk gehaald en overgebracht naar café De Hoop van Krijgsman te Krommeniedijk. Daar werd het door de plaatselijke toneelvereniging ‘Steeds Voorwaarts’ als rekwisiet gebruikt voor het stuk Daar was eens een loods, waarin een zeeman aan het scheepje knutselde. Tijdens deze toneeluitvoeringen werd het biljart door de buren uit het café getild en werden er stoelen geplaatst, zodat wel honderd dorpsbewoners een zitplaats konden vinden. Voor die gelegenheden werd de woonkamer van de familie Krijgsman ontruimd, want dat was het toneel. Klaas Krijgsman was zelf een van de oprichters van de toneelvereniging geweest, samen met Dirk Max, Klaas Kessler en IJsaac Kakes. Dat was op 17 november 1871.

In 1942 is het scheepsmodel gerestaureerd in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam en in 1970 door Pieter Koning, te Krommeniedijk 168. Hij kreeg met een extra complicatie te maken, doordat de kat in een onbewaakt ogenblik ‘aan boord’ was gesprongen. De wirwar van tuigage en omgehaalde masten veroorzaakte een kleine ramp. Echter, die wist Pieter Koning vakkundig te herstellen. Later kreeg een andere dorpsbewoner, Jacob Brasser, het scheepje onder handen. Hij vertelt hierover het volgende:

‘Het zal begin jaren tachtig van de vorige eeuw zijn geweest, dat Wladimir Dobber, die op dat moment kerkvoogd was, bij mij kwam met de vraag of ik het scheepsmodel uit de kerk zou willen nakijken en eventueel een beetje bijschilderen. De kerk werd wederom in zijn geheel gerestaureerd en het scheepje kon daar toch niet blijven hangen. Nu, dit wilde ik wel en zodoende werd het scheepsmodel bij mij gebracht en in de kamer gezet, zodat ik eerst eens aan het scheepje kon wennen, en op mijn gemak kon bekijken wat er zoal aan gebeuren moest.

‘Nu, dat was aardig wat, want de houtworm vond vooral de kleine katrolletjes heel erg lekker, zodat ze bij aanraking als stof uiteen vielen. Na enige tijd ging het model naar de schuur en begon ik heel voorzichtig het ene onderdeeltje na het andere te vernieuwen. De stengen van de grote mast en de fokkenmast werden vernieuwd, evenals alle katrollen, ter grootte van enkele millimeters, en het touwwerk.

‘Terwijl ik hiermee bezig was, kwam Wladimir Dobber weer bij mij en vertelde dat ik direct moest stoppen met restaureren, want hij was gebeld door iemand van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam en had te horen gekregen dat dit scheepje een rijksmonument is, waaraan niemand anders dan de experts van het museum mochten komen. Nu, ik ruimde alles op en zette het scheepje op zijn standaard op de werkbank in afwachting van de dingen die zouden gaan komen.

‘De telefoon ging enkele dagen later, en er werd een afspraak gemaakt voor een bezoek vanuit het Scheepvaartmuseum. Twee dagen later stapte er drie man sterk uit een auto en die heren kwamen bij mij het erf op. Het waren twee restaurateurs en een kantoormannetje die het woord deed. Terwijl dit mannetje met mij praatte, bekeken die anderen het scheepje om te zien wat er misgegaan was. Want dat was gebeurd, volgens die prater. De mannen kwamen echter naar mij toe en zeiden tegen die prater: “Hou jij je eens stil”, waarna ze mij vroegen hoe of ik de steng van de grote mast vernieuwd had. Dit legde ik hen uit, waarna ik hen ook zei dat de steng van de fokkenmast eveneens vernieuwd was en tevens alle katrolletjes en touwtjes om die steng heen. De mannen keken mij eens aan en zeiden toen tegen die prater:

“Vraag of deze man geen zin heeft om bij ons te komen werken, want wat hier gerestaureerd is, daar kunnen wij nog wat van leren.”

De man stond vreemd te kijken en liet de mannen hem tonen wat er gerepareerd was. Het eind van het liedje was, dat ik gewoon door kon gaan en dat het scheepje weer rustig in de kerk kwam te hangen.’

Ordonnantiebord

Artijkel

Waar Naar hem een Ider sal hebben te Reguleere in’t Begraaven der dooden als oock In’t luijden van de klock
Iedereen heeft zich bij het begraven van de doden of het luiden van de klok aan deze regels te houden.

De school Meester en sal niet vermoogen de kerck te openen voor en al eer hij verloff heeft van de kerck Meester.
De schoolmeester zal de kerk niet open doen voor hij toestemming heeft van de kerkmeester.

Voor een borger zijn graff et elkans alst geopent woord Ind’ besloote kerck twee guld. Ind’ oopen kerck een guld. een Jonge beneede de 12 Jaren halff soo veel.
Het graf van een burger kost op het dichte deel van de kerk twee gulden, in het open deel van de kerk een gulden, een kind onder de 12 jaar de helft.

Opt buijten kerckhof een Borger een halve guld en onder de 12 Jaren 5 stuijvers, een buijten man eens soo veel, te weeten een oude een gulden, beneeden de 12 Jaren een halve gulden.
Het graf van een burger buiten op het kerkhof kost een halve gulden en voor kinderen onder de 12 jaar 5 stuivers, iemand van buiten twee keer zoveel, dat is een gulden, onder de 12 jaar, een halve gulden.

Nijemant en sal hem vervorderen eenige schop oft spaa te Roeren voor en al eer hij aen kerck Meester sal hebben betald als hier booven wit gedruckt staet.
Niemand mag opdracht geven een schop of spade ter hand te nemen voor er aan de kerkmeester is betaald, zoals hier boven is vermeld.

Oock en sal Niemant onderneemen de klock te Roeren voor en al eer hij aen de kerck mesters sal hebben betaeld voord luijden een borger telkens thien stuijv, en minder Jarigh vijf stuijvers een buijte man eens soo veel, te verstaan voor ider half uer, voor een heel uer eens soo veel. Desgelijckx sal niemant sich onderneemen op’t buijte kerck hof eenigh graf te maeken oft te delven buijte consent van kerck mesters, alles op een boette van 42 stuijvers, telkens te verbueeren.
Ook zal niemand de klok luiden voor hij de kerkmeester heeft betaald, voor het luiden voor een burger tien stuivers en voor minderjarigen 5 stuivers, voor iemand van buiten tweemaal zoveel. Dit is voor een half uur, voor een heel uur tweemaal zoveel. Ook zal niemand op het kerkhof een graf maken of graven, zonder toestemming van de kerkmeesters. De boete hiervoor is 42 stuivers bij iedere overtreding.

aldus gedaan ter ordonnantij van de kerck mesters ten overstaen van scheepe en vroetschappen.
Aldus overeengekomen met de kerkmeesters, met goedkeuring van de schepen en het gemeentebestuur.

den 6 september 1679