Het kerkgebouw dat vandaag de dag op Krommeniedijk te zien is, werd in 1755 in gebruik genomen. Zoals de wit marmeren gedenksteen boven de consistoriekamer vermeldt, is de eerste steen hiervoor gelegd door Cornelis Bak, de oudste zoon van schepen Frederik Bak:
DOOR D’ALVERSLYTBREN TYT WAS DE OUDE KERK VERSLEETEN.
‘T IS DER LIEFDAADDIGHEYD EN GODSVRUGT DANK TE WEETEN,
DAT HIER EEN NIEUW GEBOUW TEN HEYLDIENSTE IS BEREYD,
WAAR AAN CORNELIS BAK HEEFT D’EERSTEN STEEN GELEYD.
Architectuur
Het zaalkerkje is opgetrokken in laat-renaissancestijl en heeft drie uitpandige elementen: aan de zuidzijde de consistoriekamer, en aan de noordzijde de stookruimte (westelijke aanbouw) en het vroegere kerkportaal (oostelijke aanbouw) dat tevens dienst doet als ‘rolstoelingang’. Aan de zijkant van dit portaal bevindt zich het ‘dodemanspoortje’. Vroeger werd deze deur gebruikt bij begrafenissen. Het stoffelijk overschot ging via de hoofdingang de kerk in en werd daarna, via het dodemanspoortje, naar de begraafplaats gedragen. De huidige ingang van de kerk, aan de westzijde, is in 1942 aangebracht.
Binnen, onder het houten tongewelf, ontbreken de trekbalken. De dakconstructie heeft de vorm van een omgekeerd schip. Dit is wellicht een verwijzing naar de vroegere scheepsbouw op Krommeniedijk. Het gewelf is blauw, volgens dominee Boeke was dat ‘als zinnebeeld van Gods wijde hemelwoning’.
Het muurwerk is opgetrokken in een handvorm veldovensteen van 23 x 4 (10 lagen = 50 cm). Het voegwerk is platvol uitgevoerd met een dagstreep. De muren zijn versterkt door steunberen met ingezwenkte buitenlijn en doorbroken door grote rondboogvensters. Het zadeldak wordt in het oosten afgesloten door een puntgevel met een fronton en rococo-aanzetkrullen van natuursteen. De afgeknotte puntgevel aan de westkant heeft eveneens aanzetkrullen in rococostijl. De lage puntgevels van beide noordelijke aanbouwen prijken topbekroningen met een schelpvulling en rococo-aanzetkrulen van natuursteen, terwijl de korfboogingangen verlevendigd zijn door natuurstenen blokken. Het dakvlak is gedekt met verglaasde en gesmoorde Oudhollandse pannen, die met panhaken windvast zijn bevestigd. Desalniettemin zijn er tevens ijzeren bouwstaalmatten over de bedekking aangebracht, om het afwaaien van pannen te voorkomen. En niet voor niets. Jacob Brasser weet nog dat het op 1 maart 1949 zo hevig stormde, dat van alle huizen op het dorp vele dakpannen gewaaid waren. Ook de pandekking op de kerk, die tijdens de restauratie van 1942 was aangebracht, werd gehavend.
‘Wij noemden dit een ‘pannenstorm’, een storm waarbij de wind zo’n zuigende werking had, dat van alles werd opgetild en weg waaide. Nu, met deze storm waren er ook grote gaten in het pannendak van de kerk ontstaan, zodat er heel wat mensen van het dorp aan te pas moesten komen om dit weer te herstellen. Op de kerk lagen geglazuurde, zwarte pannen, maar deze waren niet voorhanden, dus werden er gesmoorde grijze pannen aangeschaft. Toen werden er, met vele mensen, geglazuurde pannen van de achterkant van het kerkdak afgehaald en aan de voorkant, naar de weg toe dus, weer neergelegd, zodat deze kant tenminste weer netjes was. De overgebleven geglazuurde dakpannen van de achterkant van het dak werden recht gelegd, en het kale stuk werd met de grijze dakpannen gedekt. Zodoende is er aan de achterkant naar de toren toe een heel stuk grijs en is de rest geglazuurd.’
Kerktoren
Zoals bij veel kerkgebouwen is de toren eigendom van de burgerlijke gemeente (hier van de Gemeente Zaanstad, waartoe Krommeniedijk officieel behoort). Tijdens de Franse bezetting, aan het begin van de negentiende eeuw, zijn veel kerkelijke eigendommen door de staat in beslag genomen. De meeste van die bezittingen zijn na die periode weer teruggegeven, behalve de torens, die als communicatiepunt werden gebruikt.
In de toren bevindt zich het (electrische) uurwerk van de torenklok. De luidklok in de toren werd in de Tweede Wereldoorlog, in 1943, door handlangers van de bezetter gestolen om te worden omgesmolten tot wapentuig. In 1951 is een nieuw gegoten klok in de toren gehangen. De oude klok had als jaartal 1628 en droeg de tekst:
Gebr. van Bergen te Midwolde maakten mij.
De nieuwe klok is door dezelfde klokkengieter vervaardigd en is voorzien van de volgende tekst:
Van Bergen.
De oude klok ging in tijd van krijgsgeweld te loor.
Moge mijn stem het kerkvolk roepen de jaren, d’eeuwen door.
Krommeniedijk 1951.
Bovenin de westgevel bevindt zich de toren met op de spits een koperen haan. Het gebruik om een haan op de kerktoren te plaatsten, is vermoedelijk afkomstig uit Italië. Daar werd volgens de overlevering in 820 in Brescia de eerste torenhaan voor dit doel gegoten. De keuze voor een haan is te verklaren met aan dit dier toebedeelde eigenschappen, zoals het kraaien als de zon opkomt. Hierdoor is de haan een teken van waakzaamheid en een nieuw begin (wederopstanding). Hij roept net als de kerk op tot een wakker geloof en herinnert de gelovigen eraan te bljiven geloven (Mattheüs 26:34). Bovendien heeft de haan een herdersfunctie; hij waakt over zijn kippen en kraait als er gevaar dreigt.
Tot slot wordt wel eens gegrapt dat als er geen haan op de toren zou staan, er geen kip in de kerk zou komen.
In 1913 bleek de spits zo vervallen te zijn, dat deze wegens instortingsgevaar gesloopt werd (hoewel volgens sommigen de spits er op een keer afgewaaid is). Omdat er niet onmiddellijk geld beschikbaar was voor een nieuwe spits, heeft de kerk tot in 1923 een stompe toren gehad.
In de jaren twintig stonden de Krommeniedijkers voor de volgende keuze: of een geasfalteerde dorpsweg of een nieuwe toren. Ze kozen voor het eerste, maar gelukkig is er ook een nieuwe spits gekomen. Op 13 maart 1923 werd in de Schager Courant aangekondigd dat D. de Leeuw Wz. uit Sint Maartensbrug de kerktoren van Krommeniedijk zou gaan bouwen.
De kerktoren is als hoogste punt van Krommeniedijk de plaats waar gevlagd wordt. Tegenwoordig plaatst een ambtenaar van de Gemeente Zaanstad op officiële feestdagen de Nederlandse vlag op de kerk.
Ooit, in 1814, heeft de Krommeniedijker kerktoren met de wapperende vlag grote vreugde bezorgd bij een dorpeling die na twee jaar terugkwam van een wel heel bijzondere reis. Dit was Jan Baartszoon Bak, die als loteling een deel van de veldtocht van Napoleon meemaakte. Van de ongeveer vijftienduizend landgenoten die mee moesten richting Moskou, keerden er slechts een paar honderd terug, waaronder Jan Bak van Krommeniedijk. Zijn dagboek wordt bewaard door Jacob Brasser en daarin staat:
‘Toen ik in het Noordend’ (van Assendelft) ‘kwam, zag ik door de schemering heen de vlag wapperen op de toren mijner geboorteplaats. De blijdschap, die ik toen in mijn hart gevoelde, is niet te beschrijven. Met zulk een gemoed trad ik het dorp binnen, doch ik was er nauwelijks in, of ik was al herkend, zoodat ik geheel omsingeld werd. Het was of ik uit den hemel kwam vallen, een ieder vraagde naar mijn welstand. Zeer wel, zeide ik: onkruid vergaat niet ligt.’
In zijn artikel ‘Ooievaars in Krommenie’ (Krommenierkroniek , nummer 42, juni 2006) vermeldt Martien Roos dat er eind negentiende eeuw ooievaars op de kerk nestelden, waardoor er regelmatig pannen van het dak vielen. Ook dominee Boeke verwijst naar de overlevering over een ooievaarsnest op de nok. Een dorpsjongen, Klaas Kessler, waagde het eens om van daar over de vorst van het dak naar de toren te lopen.
Tegenwoordig is in de toren een nesthok aangebracht in de hoop (kerk)uilen aan te lokken. In het torenraam is een uitvliegopening aanwezig die los staat van het nesthok, waardoor er ook andere vogels en vleermuizen kunnen komen. Regelmatig zit hier een torenvalk.
In het door dominee Boeke ontworpen kerkzegel, het Sigillum Ecclesia Krommeniedijk, is zowel een uil als een kerkklok te zien, naast de tekst Deus est autor sapientiae (God is de schepper der wijsheid). De uil is sinds de oudheid, als symbool van de godin Pallas Athene, een symbool van wijsheid (sapientiae). In de christelijke iconografie is de waakzame uil, die tegen de nacht ontwaakt, een teken van goddelijk inzicht en het overwinnen van de dood. De grafisch kunstenares Maria E. van Everdingen heeft het ontwerp van dominee Boeke in tekening gebracht (en zij gaf ook de eerste financiele bijdrage aan de restauratie van 1942).
Krommeniedijker kerk kreeg nieuwe lantaarn
21 mei 1966 – Initiatief S. Rouwendaal
Het Krommeniedijkse kerkje heeft sinds zaterdag weer een lantaarn boven de ingang. Nadat het nuttige, maar ook sierlijke ornament zaterdagmorgen boven de kerkdeur was aangebracht, was er rond de avondmaaltafel in het gebouw een heel gezellige, heel informele bijeenkomst van alle personen die in enigerlei hoedanigheid met de nieuwe lamp te maken hadden.
Dat was natuurlijk in de eerste plaats de vervaardiger van het fraaie werkstuk, de heer S. Rouwendaal, die behalve vrouw en kinderen een broer als hulp bij de bevestiging van de lantaarn had meegebracht. Verder was het bestuur van de Ned. Hervormde gemeente van Krommeniedijk aanwezig, benevens dominee L.J. Huisman, als voorganger van de gemeente en tenslotte was er een aantal gasten die de oecumenische grondgedachte van dit gebeuren reliëf gaven. Dat waren zuster Bertina van de Orde der Voorzienigheid alhier, aalmoezenier P. de Haan, prefect van het bedrijfsapostolaat Zaanstreek, kapelaan J.A. Broersen en de heer W. Staal, organist van de Gereformeerde Gemeente alhier, die voor deze gelegenheid het orgel van de Krommeniedijkse kerk bespeelde.
Nadat de lantaarn was aangebracht en op het electrische net aangesloten verenigde men zich dus om de avondmaaltafel, waar koffie en koek werden geserveerd. Ds. Huisman dankte daarop de heer Rouwendaal die als rooms-katholiek de Hervormde Gemeente van Krommenie met het maken van de lantaarn een grote dienst had bewezen. ‘We zijn hier nu heel informeel bijeen en we steken aan deze avondmaaltafel zelfs een sigaret op. Daar kan echter niemand die de kerk ziet als staande midden in de gemeenschap en die gemeenschap in alle facetten dienende, bezwaar tegen hebben. Deze kerk is ons lief en daarom zijn we blij dat dit gebouw door het werk van de heer Rouwendaal weer verrijkt werd. We zijn ook blij met het contact dat dit werk legt tussen ons als Hervormde en onze gasten als Katholieken. Wij zien hierin geen loos gebaar, maar het uitdrukking geven aan de mogelijkheid om ook als Hervormden en Rooms-Katholieken broeders en zusters te kunnen zijn.’ Ds. Huisman wees er verder op dat het voor zijn gemeente misschien moeilijk zal zijn om iets terug te doen. ‘We vormen hier maar een zeer kleine groep en hebben als zodanig de handen vol aan het behartigen van de belangen van onze kerk en gemeente.’ Als stoffelijk blijk van de grote waardering die hij en zijn gemeente voor het werk van de heer Rouwendaal hebben, overhandigde hij de laatste het boek Krommeniedijk en zijn kerk van de voormalige voorganger van de kerkelijke gemeente Krommeniedijk, ds. R. Boeke. De heer Rouwendaal dankte hierna op zijn beurt en overhandigde daarbij nog een aansteker voor de kaarsenkronen in de kerk en een spiegeltje voor het voorportaal. Na nog een kopje koffie met wat erbij ging men weer uiteen, maar niet voor de fraaie lantaarn boven de kerkdeur nog eens goed was bekeken.
Waterput
Naast de kerk staat een oude waterput. Jacob Brasser weet hier het volgende over te vertellen:
‘Mijn herinneringen beginnen in de oorlog van 1940-1945, met het leven zoals dat toen op het dorp geleefd werd. Aan alles was gebrek, en vooral toen begin 1944 ook het kraanwater werd afgesloten, was dit met name voor gezinnen die geen regenwaterbak hadden een ramp. Eerst werd het regenwater van het dak, als het regende, opgevangen in allerlei bussen en vaten, maar toen het zomer werd, raakte dit vlug op en moest er wat anders verzonnen worden.
‘Nu, dit gebeurde en zodoende werd de regenput van de school en later ook die van de kerk beschikbaar gesteld en mochten de mensen die zelf geen put hadden, ’s morgens van bijvoorbeeld negen tot tien uur een emmer water halen, wat op die manier gedistribueerd werd. De foto, gemaakt bij de regenput bij de kerk, laat dit duidelijk zien. Om tien uur ging de put weer op slot, zoals ook alle andere regenputten op het dorp op slot waren.’
De waterput naast de kerk. (Foto uit ca. 1970 van Barbara Koning-Oortwijn)
Bomen rond de kerk
Niet alleen was het in de oorlogsjaren moeilijk om aan drinkwater te komen, ook was er een gebrek aan hout om de kachel te stoken, vertelt Jacob Brasser:
‘Vrijwel alle bomen langs de weg en op de erven waren al omgezaagd, zodat menigeen zijn oog al eens liet rusten op de iepen die om de kerk en het fort stonden. Totdat er op een donkere nacht ook bij de kerk een grote iep was omgezaagd. Dit was blijkbaar zo’n klus geweest, dat de mensen het niet in één nacht hadden kunnen redden, zodat alleen de grootste stukken meegenomen waren en de takken en twijgen waren blijven liggen.
‘Voor het gemeentebestuur, en ook het kerkbestuur, was dit het sein om in te grijpen. Er werd besloten alle bomen om te zagen en tot brandhout te verwerken. Het hout werd vervolgens verdeeld over het dorp, waarbij de huishoudens waar geen man in huis was, het eerst aan de beurt kwamen. De takken werden opgebost en naar de twee bakkers op het dorp gebracht, namelijk Jaap van Nieuwenhuizen en Niek van Toor, opdat zij hun ovens konden stoken